tentoonstelling
1985
Joan Jonas "Volcano Saga"

Joan Jonas "Volcano Saga"

20–22.12.1985
CERES, Nieuwe Prinsengracht 57, Amsterdam
Joan Jonas, performance Volcano Saga, met muziekfragmenten van Alvin Lucier. Locatie: Gebouw CERES, Nieuwe Prinsengracht 57, Amsterdam. ‘Het scherpe transparantblauw van de wijde luchten dat nu en dan wordt ingekort door de strak belijnde heuveltoppen en vervolgens een landschap dat soms arcadisch en dan weerbarstig is en van een grillig temperament zijn de sterkste herinneringen aan een verblijf op IJsland waarop Joan Jonas haar performance Volcano Saga (december 1985) baseerde. Op de muren van een ruimte in het Ceres-gebouw in Amsterdam projecteert zij dia's en een videotape op een groot beeldscherm. Voor de enige muur die onbelicht blijft, bevinden zich de bezoekers. Over alle andere wanden en daarbij inbegrepen de aanwezige pilaren, speelt zich dit technisch complexe multiscreen evenement af. Ook een kleinere aangrenzende ruimte is erbij betrokken zodat de kijker zich geplaatst ziet voor een enfilade aan vergezichten. In dit decor brengt Joan Jonas niet alleen verslag uit van de natuurlijke schoonheid van het noordelijke land, maar refereert ook aan de middeleeuwse geschiedenis die in IJsland nog zo tastbaar aanwezig lijkt. De verbinding die Jonas met dit land voelt werd bestendigd door een ongeluk dat haar daar overkwam: met haar auto werd ze van de weg geblazen. Deze gebeurtenis wordt door Jonas in het stuk vermeld. (...) In de middeleeuwen zijn in IJsland verschillende sagen geschreven. Het zijn de geschiedenissen van de families die zich vanuit Noorwegen rond de negende eeuw in IJsland hadden gevestigd. Wat op dat moment twee eeuwen lang mondeling was overgeleverd werd in deze kronieken vastgelegd. Fragmenten uit de meest bekende sage, de Laxdaela Saga, maken deel uit van Joan Jonas' teksten, die zij voor een microfoon voorleest. Met name de vier opmerkelijke dromen van Gudrun Osvif’s dochter zijn van grote betekenis, in de sage zowel als in Jonas' bewerking. De dromen bevatten de voorspelling van wat er zal gebeuren met de vier achtereenvolgende echtgenoten van Gudrun. Deze dromen worden niet alleen voorgelezen, maar ook gevisualiseerd. Zo komt in de eerste droom een hoofdtooi voor, waarvan Gudrun vindt dat die haar niet goed staat. Zij gooit de hoed in het water: een metafoor voor de man die zij van de hand doet omdat hij haar niet meer bevalt. Jonas draagt ook een hoofddoek, waarop ze de aandacht vestigt door ermee te bewegen en te dansen. Uiteindelijk glijdt ze langs een hellende tafel met het hoofd omlaag naar beneden. De doek werpt ze weg en de toeschouwers zien hoe deze in het filmbeeld (er is één bewegend beeld temidden van de stilstaande beelden) wordt meegevoerd in snelstromend water, stroomversnellingen en watervallen passeert en vervolgens uit het zicht verdwijnt. Soms is de plastische symboliek van Jonas niet overtuigend. Na binnenkomst wordt het publiek toegelaten in een zijzaal waarin zich op een gascomfoor een pruttelende pot bevindt. De aanblik van de magere gestalte van Jonas in een witte 'reform' jurk, al roerend in een 'toverdrank', gaven mij associaties met hekserij en niet, wat waarschijnlijk de bedoeling was, met de geijserdampen in het IJslandse landschap. Ook de aanwezigheid van twee jonge gelieven, die geselecteerd waren op het hebben van géén enkele toneelervaring, was overbodig. Het is nogal naïef om aan te nemen dat hun onprofessionalisme automatisch de indruk zou geven van een onbedorven natuurlijkheid, aangenomen tenminste dat het daarom ging. Als figuranten leidden ze eerder de aandacht af dan dat ze deze versterkten. Wat daarentegen mij enthousiast maakte, waren de momenten waarop Jonas details uit de achtergrond isoleerde door op een uitgekiende plaats een aantal meters vóór de muurprojectie, een wit vel papier in de projectiebaan omhoog te houden. Als een fata morgana werd een onvergetelijk mooie witte vuurtoren in de lucht gevangen. Hetzelfde gebeurde met de gehoornde koppen van schapen. Door papier tot een prop te verfrommelen voegde ze bovendien een plastische suggestie van drie-dimensionaliteit toe. Tekenen als handeling is op zichzelf voor Jonas ook een manier waarop ze de beelden beïnvloedt en de vluchtigheid van de dia lijkt te willen bezweren. Wanneer het verhaal daar aanleiding toe geeft, schetst ze bijvoorbeeld razendsnel de zeerobben in het geprojecteerde water, of volgt op papier de contouren van het lichtbeeld. Verrassend was ook het moment waarop zij zich letterlijk oproeit tegen een achtergrond van bewegend water. Al deze handelingen zijn prikkels om de kijker stof tot nadenken te geven over de immateriële beelden, die het tijdelijke resultaat zijn van een bundel licht. Ondanks haar hang naar totaaltheater die in Volcano Saga over het geheel genomen bevredigend uitpakt, bewijst Joan Jonas zich vooral als een beeldend kunstenaar die niet alleen de meest fraaie beelden laat zien, maar over de illusie van dat zien bovendien vragen los maakt.’ (Tineke Reijnders, ‘Een fata morgana. Joan Jonas' performance Volcano Saga’, De Appel 6 (1986) 1, p. 25.)