tentoonstelling
1990
Grenville Davey "Grenville Davey"

Grenville Davey "Grenville Davey"

01.09–14.10.1990
de Appel, Prinseneiland 7, Amsterdam
‘Grenville Davey's sculpturen hebben een aantrekkelijk ouderwetse degelijkheid. De met effen kleuren gelakte metalen vormen, meestal rond en soms voorzien van noppen of bouten en moeren, verwijzen naar een voorbije industriële productiewijze. De beelden lijken onderdelen van stoomboten of onderzeeërs te zijn, die ondanks de zwaarte van het materiaal een zekere elegantie hebben dankzij de soberheid en de op functionaliteit gerichte vorm. Maar Davey's sculpturen lijken alleen maar functioneel: zij presenteren zich als autonome beelden, als vreemde naar zichzelf verwijzende objecten, als geïsoleerde ufo’s uit een industrieel tijdperk. De cirkelvormen zorgen ervoor dat de beelden een gesloten, in zichzelf besloten indruk maken. Een bolle ronde vorm op de vloer, voorzien van een ring of van een serie noppen, doet nog het meest denken aan een putdeksel, al is hij zó groot dat de associatie met het bestaande object meteen vervliegt. Om plaats te maken voor een formeel discours? Toch niet; Davey weet met zijn over-aanwezige objecten een soort windstilte te bereiken tussen vorm en betekenis, waar het beeld en de wijze van plaatsen beide aan meewerken. De ontwikkeling van Davey's beelden geeft aan dat hij sculpturale problemen wil formuleren in de nabijheid van een bestaande vormentaal. Hij vervalt daarmee niet in het objet trouvé, maar maakt vormen die zich wel degelijk tot de bestaande werkelijkheid verhouden. Dit is een verschijnsel dat op het ogenblik meer voorkomt en waar kunstenaars individueel heel verschillende invullingen aan geven. Te denken valt aan Robert Gober wiens deuren en urinoirs duidelijk zichtbaar met de hand gemaakt zijn, terwijl Katharina Fritsch en Jean-Marc Bustamante zich liever van een afstandelijker beeldtaal bedienen. De subtiele kracht van Davey's werk komt naar voren in de rijkdom aan vormen die binnen een bewust beperkt aantal mogelijkheden ontstaan. Recentelijk werden trommels, deksels en vergrote 'kroonkurken' deel van Davey's repertoire dat, ondanks de herkenbaarheid van de visuele bronnen, in schaal, kleur en oppervlak een volstrekt eigen karakter draagt. Dat hij daarbij door zijn manier van installeren ook een grote spanning tussen de werken onderling weet te bereiken geeft al aan dat het beeld een dialoog mee omringende ruimte aan wil gaan. Die spanning kan door de kleurkeuze en door de maatvoering ontstaan, maar de plaatsing is het belangrijkste element: daar waar stalen vormen op de vloer liggen, maken zij een stabiele indruk, terwijl zij, hoog aan de muur opgehangen, in een frivole draaiing de zwaartekracht ontkennen en de logoachtige contouren benadrukken.’ (Uitnodigingstekst door Saskia Bos) Catalogus: Grenville Davey. From prototype to type, 1991. Teksten Edna van Duyn, Giles Thomas. Nederlands & Engels. Met bio- & bibliografie. 32 pp. 7 f.c. 6 z-w. 24.5 x 23 cm. Soft cover. Ontwerp Irma Boom. ISBN 90 73501 04 0. UITVERKOCHT
See also