tentoonstelling
1989
Katharina Fritsch / Martin Honert /…

Katharina Fritsch / Martin Honert / Thomas Ruff "Katharina Fritsch / Martin Honert / Thomas Ruff"

25.02–25.03.1989
de Appel, Prinseneiland 7, Amsterdam
‘De sculpturen van Katharina Fritsch (1956) lijken in eerste instantie anonieme produkten. Wat heeft de helgele madonna die zij in Münster (tijdens Skulturprojekte 87) op een plein liet plaatsen te maken met de vier meter hoge olifant die in 1987 in het museum van Krefeld getoond werd? De precieze vorm en uitvoering van elk object van Fritsch, zo ook de geldkisten (1987), de sleutelring met acht identieke lopers (1984), de piramide opgebouwd uit vazen (1987-'88) doet vermoeden dat het om prototypes gaat. De schaal en de kleur echter wijken zodanig af van industriële modellen dat het unica worden. De eventuele herhaling van dezelfde vorm zou het niet eens tot een massaprodukt en daarmee tot een ready-made maken. Het 'produkt' karakter, ook al is het een foto waarop de 'gemiddelde' bezoeker aan het Sonsbeekpark met hond afgebeeld staat (1986), en de precisie daarvan, laat Fritsch prevaleren boven expressiviteit dat zij een te vaag begrip vindt. Door de surreële plaatsing, vorm of kleur van haar werken hebben zij op de toeschouwer een indringend effect. Katharina Fritsch werkt in Düsseldorf. Haar laatste tentoonstellingen waren in de Kunsthalle in Bazel en de ICA in Londen, ook op de BiNATIONALE in Düsseldorf en Boston was zij vertegenwoordigd. In De Appel wordt een gezamenlijke presentatie met Martin Honert en Thomas Ruff, die ook in Düsseldorf werken en daarmee vanuit een zelfde klimaat opererend, gerealiseerd. De precisie van Fritsch' sculpturen correspondeert met de helderheid die de fotowerken van Thomas Ruff (1958) kenmerkt. In tegenstelling tot geënsceneerde fotografie laat Ruff iets zien dat al bestaat. In zijn meer dan levensgrote portretten combineert hij de gladde technische perfectie van een reclamefoto met het neutrale karakter van een kiekje. Het medium is op een paar fundamentele punten gemanipuleerd: de belichting is gelijkmatig en hel, de achtergrond is bleek en egaal en de figuren worden - meestal - frontaal en vanaf de schouders gefotografeerd. De gezichten van de geportretteerden hebben iets heel gewoons, het zouden foto's van bekenden kunnen zijn. Alleen door het formaat is elk detail vergroot. Waar we bij een bekende gauw over de oneffenheden in huid en vorm van het gezicht heen kijken, worden die details in Ruffs foto's zonder enige terughoudendheid aan het licht blootgesteld. Aan de gezichten valt geen enkele emotie of gedachte af te lezen, hun uitdrukkingen zijn haast uniform. Toch zal menige toeschouwer zich niet aan een identificatie met de geportretteerde kunnen onttrekken. Wat precies en helder bij Fritsch en Ruff is, kan bij Martin Honert (1953) onomwonden genoemd worden. Honerts werk heeft een zelfde soort duidelijke en niet mystificerende aanwezigheid. Alleen zijn bij Honert de elementen op zich duidelijk, de plaatsing en de context geven een hilarisch effect. Wat te denken van circa twintig zwemmers, een jongensklasje, dat in plaats van in een zwembad in een trappenhuis zweeft? De choreografie lijkt een fotografisch vastgelegd moment waarbij de figuren van hun omgeving uitgespaard zijn en aan nylondraadjes in het trappenhuis van de Düsseldorfse kunstacademie is gereconstrueerd. Of een voetbalelftal dat als een mobile in de lucht hangt, is het een figuratieve Calder? Een werk uit 1986 lijkt een ready-made: drie ronde mozaïeken waarop met blauw in wit een. twee of drie golven zijn aangegeven. Tekens die in zwembaden gebruikt zouden kunnen worden als aanwijzingen voor de mate van golfslag. In 1984 maakte Honert een tafel waarop een bord met een pudding staat. Met een druk op de knop gaat de tafel vibreren. Uit een schilderij met een afbeelding van een kruistocht door kinderen komt de stoet - driedimensionaal - naar voren. De figuren van polyester wekken niet de suggestie van tot leven gekomen figuren. maar zijn levensgrote poppen die als rekwisieten van een nagebouwde Kerststal op een kunstmatige manier dat wat werkelijk plaatsgevonden zou hebben, nabootst. Het is alsof Honert in zijn werk speelse fantasieën wil vormgeven om het absurde even veel te waarderen als de zogenaamde logica van de werkelijkheid.’ (‘Katharina Fritsch’, ‘Thomas Ruff’, ‘Martin Honert’, Nieuwsbrief De Appel, 4 (1989) 1.)